KUS (6)

Standaard

DSC00276

Kus’ is een vader-zoon verhaal. 

Als je een vader hebt die je slaat omdat je wegkijkt wanneer hij tegen je spreekt, of gewoon omdat het dins­dag is, dan weet je waar de grenzen liggen.”(uit: ‘Kus’)

De relatie met mijn eigen vader in mijn kindertijd herinner ik me als dubbelzinnig. Soms warm, meestal afstandelijk. Ik zie het beeld voor me van een stevige peuter die bij hem op zijn schouders zit. Ik woel mijn kleine handen door zijn zwarte kroeshaar. Hij ruikt naar kokosolie en Old Spice aftershave. Ik herinner me ook de zalige geur van warme pasteitjes en johnny cakes, Antilliaanse lekkernijen, die mijn vader op gelukkige dagen klaarmaakte in de keuken.

Maar ik was ook bang voor hem. Er sluimerde woede in zijn ogen. Ik wist niet waarom, maar in hem ijsbeerde een gekooide panter die nergens heen kon. Ik zeg ‘panter’. Het gelijknamige gedicht van Rilke doet me aan mijn vader denken, in het bijzonder de regels:

“Wel duizend stangen houden hem gevangen/ en meer dan duizend stangen is er niet.” 

Mijn vader was een afwezige man. Hij deed weinig dingen die vaders doen met hun zonen: voetballen, vissen, boomhutten bouwen. Als gemeenteaccountant werkte hij lange dagen. ’s Avonds studeerde hij in een naar pijptabak en geleerdheid ruikende kamer waar mijn zus en ik niet zonder kloppen naar binnen mochten. Hij was anders dan alle andere vaders die ik kende: de enige Antilliaan in het dorp, de zwarte van het gemeentehuis. Binnenshuis, als hij over de telefoon sprak met de familie op Aruba en Curaçao, hoorde ik hem een vreemde taal spreken die hij nooit met mij sprak. Een zomer, toen ik 5 was, brachten we als gezin een bezoek aan Aruba en Curaçao, zijn geboorte-eiland. Van een oom hoorde ik dat mijn vader in zijn jeugd een gerespecteerd bokser was geweest. Zijn geduchte linkervuist verdedigde de eer van Dakota, de wijk waar hij opgroeide.   

Featured Image -- 132

Zeker, we hadden onze rituelen samen. Mijn vader hechtte aan lichamelijke en geestelijke discipline. Jarenlang, vijf ochtenden in de week, voordat mijn zus en ik naar school gingen, deden we samen met hem yoga-oefeningen in de woonkamer. In het weekend, eveneens in de vroege uurtjes, trokken we baantjes borstcrawl in het sportfondsenbad.  

Ik was een jaar of elf toen ik op een doordeweekse ochtend weigerde mee te doen met de zonnegroet. Ik wist dat ik een risico nam. Mijn vader kon een weerwoord niet waarderen. Hij was de ouder. Als kind had je te gehoorzamen. Ik vermoed dat hij eigenlijk nooit goed heeft geweten wat hij aanmoest met een kind. Zelf was hij de oudste van zestien. Van kleins af aan had hij voor zijn jongere zusjes en broertjes moeten zorgen. Tijd om zelf kind te zijn heeft hij nauwelijks gehad.

De panter ontsnapte. Mijn vader sprong bovenop me. Ik verdedigde mezelf nauwelijks. Gelaten onderging ik zijn gerichte slagen in mijn gezicht. Mijn zus trok mijn vader van me af. Natuurlijk was ik bang. Natuurlijk was ik geschrokken. Maar met wijsheid achteraf denk ik dat ik in opstand kwam tegen mijn vader omdat ik zijn afstandelijkheid zat was. Zijn klappen gaven me wat ik onbewust wilde: de intimiteit van zijn geweld.

Mijn pubertijd begon. Zodra de auto van mijn vader ’s avonds de oprit opreed, sloop ik naar boven naar mijn kamer vol Kiss posters en trok me terug in mijn binnenwereld. Mijn vader had zich laten gaan. Ik vertrouwde hem niet meer. Alles wat met woede en geweld te maken had, was in mijn ogen verdacht. Ik werd een lieve jongen, die iedere vorm van confrontatie uit de weg ging, nooit ruzie had. Anders dan mijn ouders. Ze scheidden toen ik 16 was.

In 1987, 18 jaar oud, werd ik opgeroepen voor het leger, toen nog verplicht. Ik verachtte geweld en verzon een list. Ik maakte de legerarts wijs dat ik in een Urban Dance Squad-achtige band zong; door de vele liveoptredens in het lokale kroegcircuit was mijn gehoor aangetast. Tot tweemaal toe onderging ik een gehoortest, die ik beide saboteerde: als ik geen pieptoon hoorde, stak ik mijn hand op, en andersom. Twee maanden later viel er een brief in de bus van mijn ouderlijk huis. Afgekeurd. Met een zelf-feliciterende grijns op mijn gezicht liep ik die avond naar het dorpscafé. Rondom de biljarttafel, een Grolsch beugel en een jointje bij de hand, high fivede ik mijn schoolvrienden. Fuck the army! 

Vier jaar later brak de Joegoslavië oorlog uit. Tijdens de val van Srebrenica mochten andere jongens van mijn leeftijd het vuile werk opknappen dat ik niet wilde doen.

Wanneer je een vader hebt die het als zijn morele plicht ziet te leven als was hij al dood, uit solidariteit met zijn omgekomen kameraden uit het infanteriebataljon, dan weet je dat liefde niet iets is wat je krijgt maar wat je moet verdienen.” (uit: ‘Kus’)

De grote stad riep. Ik ging studeren in Amsterdam, kreeg relaties, maakte verre reizen. Tussen 2001 en 2003, back to my roots, verbleef ik twee jaar op de Antillen, waarvan een half jaar op Curaçao. Oude lagen van mijn identiteit lieten los, nieuwe kwamen bloot te liggen. Ik ontdekte dat ik veel meer op mijn vader leek dan ik ooit had gedacht: ik had mijn eigen tijgers te berijden. Ik logeerde bij een oudtante van  vaders kant en werkte achter de bar bij Mambo Beach, Ik schreef een nooit uitgegeven roman. In mijn vrije uren las ik veel. In de bibliotheek van Willemstad stuitte ik op de Engelse vertaling van de Hagakure, Way of the Samurai van Yamamoto Tsunetomo. De oorlogspoëzie uit het oude Japan raakte me. Het leerde me mijn nieuw gevonden leven te zien als een offer. Mijn sterfelijkheid radicaal te omarmen. Een ghostdog te zijn.

Opening shot van Ghostdog (1999), een film van Jim Jarmusch: een postduif komt aanvliegen. Soundtrack; de RZA van de Wu-Tang Clan. De camera zoomt in op een verlicht raam. Avond. Binnen brandende kaarsen, boeken, Japanse beeldjes op een klein altaar, een uit elkaar gehaalde geluidsdemper van een handpistool. Na zijn zwaardtraining leest Ghostdog de Hagakure van Tsunetomo. Voiceover van Forest Whitaker:

The way of the samurai is found in death. Meditation on inevitable death should be performed daily…And every day without fail one should consider himself as dead.”

Ghostdog, gespeeld door Forest Whitaker, is zwaarlijvig maar agile as a cat. Hij draagt een zwarte hoodie met Japanse tekens op zijn borst. Om zijn nek hangt een ketting met een kraanvogel-medaillon. Hij is een zachtmoedige man met een grote liefde voor dieren, die hij als zijn gelijken beschouwt. Hij heeft één beste vriend, een ijscoverkoper die Frans spreekt, een taal die hij niet begrijpt. Hij woont in een kleine houten keet bovenop het dak van een flatgebouw naast een volière met postduiven. Hij gebruikt de duiven om te communiceren met een maffiosi die jaren geleden zijn leven redde toen hij back in da hood door buurtjongens half dood werd geslagen met een loden pijp. Sindsdien, met onvoorwaardelijke loyaliteit, beschouwt hij de gangster als zijn meester. Hij biedt hem zijn diensten aan als huurmoordenaar. Ghostdog leeft volgens de oude codes van de samoerai. Een leven voor een leven, een dood voor een dood.

In ‘Kus’, in de garage naast zijn ouderlijk huis, mediteren de puberzoon en zijn militaristische vader over hun vergankelijkheid. De vader, een getraumatiseerde blauwhelm, maakt van de nood een deugd. In de oorlog is hij op radicale wijze geconfronteerd met zijn eigen sterfelijkheid en die van anderen. Door zijn obsessie met de dood te delen met zijn zoon vinden ze elkaar in een leegte. 

“‘Zoek de rand van de afgrond,’ vervolgde mijn vader na een korte, meditatieve stilte, ‘en laat je vallen.’ Geveld door zijn doodsvonnis stierven we, telkens opnieuw. Samen vielen we te pletter op de bodem van een ravijn. Werden we tot as verteerd door een bliksem­schicht. Een aardbeving bedolf ons onder ingestorte muren. Golven trokken ons mee de diepte in van de stor­mende zee.”( uit: ‘Kus’)

Er zijn diersoorten die in levensbedreigende situaties hun eigen jongen doodbijten. Liever zij dan hun vijand. Soms zijn dood en geweld innige omhelzingen.

2018-04-18 17.59.44

20 september verschijnt mijn debuutroman Kus. Voor het zover is, een serie blogposts over inspiratiebronnen. De muziek en poëzie, films en boeken that fuelled my imagination. Dit is de Umwelt van Kus.

Volgende keer muziek: Maná en Debussy.

http://www.vanoorschot.nl

http://www.julienignacio.com

2 suggeties bij “KUS (6)

  1. Javier López Piñón

    Giulianocaro:

    Veelbelovende vonken laat je opspatten!

    Erg interessant om van je verhouding tot je vader te horen. En heel fijn om te lezen hoe je terugkijkt op hoe je parcours sindsdien is verlopen, van een paar dingen was ik op de hoogte maar nu heb ik een aaneengesloten narratief. Vooral mooi om mee te maken hoe autobiografie transformeert tot poëzie.

    Vader-zoon relaties blijven ver van mij: ik had als kind in Spanje eerst geen vader (onduidelijk waar die gebleven is) en vanaf mijn 6e een stiefvader die meestal op zee voer, op de koopvaardij. Via hem zijn wij in Nederland terecht gekomen. Ik heb hem alleen de laatste twee jaar voordat ik het huis uit was meegemaakt, hij had zich als handelaar in antiek en bric à brac aan de wal gevestigd (hoofdzakelijk op instigatie van mijn gehaaide moeder vermoed ik). Ik probeer me voor te stellen hoe dat is, opgroeien met een aanwezige vader en uit de verhalen die vrienden vertellen, kan ik soms alleen maar afleiden dat ik geluk heb gehad, lol. Misschien dat mijn wezenlijke keuzes in dit leven daarom voelen als mijn eigen, de keuzes van een vroeg zelfstandig mens. En ik eigenlijk ben ik best trots dat ik als arbeiderskind het zo ver heb kunnen schoppen, zonder hulp van buitenaf, maar wel gesteund door een maatschappij die toentertijd werk maakte om iedereen een kans te geven. Ik weet niet of ik anno nu hetzelfde parcours had kunnen volgen….

    D-day is approaching rapidly now! Tot donderdag X Javier

    >

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s