KUS (4)

Standaard

2018-07-17 10.36.04

A life’s work, on becoming a mother’ (2001) van de Brits-Canadese schrijfster Rachel Cusk is een prachtig geschreven, ontroerend relaas over de eerste echo en gebroken nachten. Met nietsontziende eerlijkheid beschrijft ze de ontreddering, vervreemding en euforie van haar moederschap. Haar autobiografische verhaal plaatst ze in een bredere context door haar persoonlijke ervaringen te larderen met treffende literaire passages over de ouder-kind relatie (D.H. Lawrence’s The Rainbow, Jane Eyre, Madame Bovary).

De reden voor deze vermenging van feit en fictie licht Cusk toe in het voorwoord. Voor haar bestaat er een duidelijk verband tussen haar ouderschap en haar schrijverschap, tussen leven en literatuur. “I didn’t write this book because I hated being a mother or hated my child or hated any child. I wrote it because I am a writer, and the experience of ambivalence that characterises the early stages of parenthood seemed to me to be kith and kin to the writer’s fundamental ambivalence towards life ” Deze ambivalentie ligt volgens Cusk “in the memory of childhood, a state the artist perhaps never entirely leaves. In becoming a mother I became, briefly, both child and parent, both individual and other, and it was this rare and fleeting exposure of the psyche that I sought to capture in A Life’s Work.”.    

Dat Cusk, binnen de context van de grote liefde voor haar kind, oog had voor de schaduwzijde van het moederschap, werd haar niet in dank afgenomen: in de Engelse media werd Cusk ‘Britain’s worst mum’ genoemd. Met gevoel voor humor fileert ze de terreur van de baby-industrie die maar één boodschap uitzendt: samen met je wolk van een baby leeft je als moeder 24 uur per dag op een regenboog van geluk. Ze beschrijft haar gevoelens van schuld en onvermogen, opgeroepen door het nieuwe, onbekende wezen in haar leven dat voor zijn overleven volledig afhankelijk van haar is. Ze spreekt openlijk over haar verloren vrijheid, over de soms verstikkende ervaring nooit meer alleen te zijn. 

In een aangrijpende passage wil het dochtertje van Cusk, zes weken oud, na een reeks van doorwaakte nachten maar niet in slaap vallen. Overmand door vermoeidheid stopt ze haar huilende, ontroostbare kind in bed, gaat naar de badkamer en sluit de deur. Het is lang stil, een stilte “both blessed and threatening”. Zou de baby dan eindelijk in slaap zijn gevallen?

“Then, next door, she cries. I begin to shout, I don’t quite know what I am shouting, something about it being unfair, about it clearly being completely unreasonable that I should want FIVE MINUTES on my own. GO TO SLEEP! I shout, now standing directly over the cradle.”

Geschrokken en gedwee valt het kind uiteindelijk in slaap. Cusk schaamt zich diep voor haar uitval. De stille slaap van haar dochter, waar ze zo naar verlangde, is ineens onverdraaglijk geworden. Haar man is niet thuis. Ze belt een paar vrienden. Huilend bekend ze aan de telefoon dat ze tegen haar dochtertje heeft geschreeuwd. Maar niemand van haar vrienden geeft haar absolutie. Iedereen heeft in de eerste plaats te doen met het kind, niet met de moeder.

“I understand that I am alone in my outburst…As a mother I do not exist within the forgiving context of another person. I realise that this is what being in charge is.”

Het besef van deze verantwoordelijkheid voor haar volstrekt hulpeloze kind is overweldigend. Haar dochtertje bestaat en overleeft bij gratie van haar zorg en aandacht. Is overgeleverd aan een wereld waarin zij de scepter zwaait, de absolute macht heeft. 

“Love is more…practical, more hardworking than I had ever suspected, but it lies close to the power to destroy. I have never before remotely felt myself to possess that power, and I am as haunted by it as if it were a gun in a nearby drawer. My….ceaseless nurture that continues regardless of hour or mood or ability, are conducted in the very shadow of their neglect.”

2018-07-14 11.03.35

‘Kus’ belicht het ouderschap vanuit het perspectief van de vader. Aan het ziekbed op de kinder-ic blikt  Feysel Mansur terug op de geboorte en jonge jaren van zijn zoontje Nanne. De meeste stukken over de kindertijd van Nanne schreef ik met Kinderszenen op de achtergrond, een serie pianominiaturen van Robert Schumann. Schumann schreef de compositie nadat zijn vrouw Clara Schumann, een beroemde pianiste met wie hij acht kinderen had, tijdens een huiselijk akkefietje tegen hem zei: “Soms ben je net een kind.” De 13 korte stukken uit Kinderszenen zijn niet zo zeer verklankingen van een kinderwereld, als wel de mijmeringen van een volwassene die dwaalt door de kamers van zijn verloren kindertijd. Hij herinnert zich het hobbelpaard. Riddertje spelen. Dromen over de verre landen op de aardbol naast je ledikant. Luisterend naar deze muziek zocht ik in mijzelf naar het kind dat de vader is van de man.  

In ‘Kus’ herinnert Feysel zich de eerste keer dat hij zijn kind vasthield in de verloskamer op de derde verdieping van hetzelfde ziekenhuis.

‘Bijna ondraaglijk licht was je. Niets had me erop voorbereid. Hoeveel leegte erin jouw kleine leven was samengeperst.’

Hij herinnert zich ook hoe zijn huis zich vulde met de filigrein deken van kinderlijke slaap. De plaksterren hemel in de kinderkamer. Zijn kwetsbare, pasgeboren zoontje veilig en wel in bed aan het einde van een dag vol grote-mensen-wereld-gevaren. 

Onder de klamboe, in de witte plas van de lakens, kon je niets meer gebeuren. Niet langer was je overgeleverd aan de wakkere wereld van scherpe randen en harde oppervlakten. In een kring bewoog het nachtelijk uur om je heen. De minuten een cirkel van water. Jij de steen die wegzakte naar de bodem. ‘

Op een nacht wordt Feysel wakker. Voor het eerst sinds de geboorte is zijn vrouw Luna een avond weg. Vader en zoon, zes maanden oud inmiddels, hebben het huis voor hen alleen. Het is stil in de aangrenzende kinderkamer, te stil. Uit voorzorg neemt de vader een kijkje. Woelend in zijn slaap blijkt Nanne de klamboe naar beneden te hebben getrokken en bijna te zijn gestikt. Vader en kind komen met de schrik vrij. Feysel legt Nanne terug in bed. Het ontzaglijke gewicht dat in zijn handen ligt “filled him with terror, almost with frenzy…”

‘Nadat ik je had ingestopt bleef ik bij je zitten. Je slapende gezicht viel naar één kant. Je armen lagen naast je hoofd, handpalmen de lucht in. Alleen je vingers bewogen in een laatste, wakkere reflex. Af en toe smakte je met je lippen. Een lief geluid bedoeld om vertedering op te wekken en zo je kansen op overleven te vergroten. 

(uit: ‘Kus’)

2018-04-18 17.59.44

20 september verschijnt mijn debuutroman Kus. Voor het zover is, een serie blogposts over inspiratiebronnen. De muziek en poëzie, films en boeken that fuelled my imagination. Dit is de Umwelt van Kus.

Volgende keer: Wislawa Szymborska.

http://www.vanoorschot.nl

http://www.julienignacio.com

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s