Kamer 11, intensive care, kinderafdeling. In ‘Kus’ waakt Feysel Mansur aan het ziekbed van zijn 9-jarige zoon Nanne, die in coma ligt.
De geest van de zoon zweeft tussen leven en dood. Feysel zoekt contact met het stille lichaam. Hij troost. Verzorgt. Praat tegen de jongen alsof Nanne bij bewustzijn is. Hij herinnert zich het kind dat hij zelf ooit was en zijn relatie met zijn eigen vader. Hij vertelt over zijn vaderschap. Waarom hij ooit wegging bij zijn gezin. Zijn zoon in de steek liet.
In de ontmoeting met zijn zoon keert de vader zichzelf binnenstebuiten. Hij legt zichzelf bloot. Geeft rekenschap. In termen van de Franse filosoof Emmanuel Levinas: “Het is niet jij die de wereld een plaats geeft, maar het is de Ander, die jou aanspreekt, appelleert, jou een plaats geeft.”
Me inleven in een vader die het meest dierbare in de wereld, zijn kind, dreigt te verliezen, was voor mij het zwaarste onderdeel van het schrijfproces. Het was alsof ik mezelf iedere dag vrijwillig op de pijnbank legde. De fictie van ‘Kus’ helde over naar mijn eigen leven. Ik ben zelf een gescheiden vader van twee heerlijke zoons. Vaak keek ik naar ze en dacht: wat als jullie Nanne zouden zijn, en ik Feysel? Dan brak mijn hart en vond ik het bijna onmogelijk, te pijnlijk, om door te schrijven.
Luisteren naar I believe in you van Talk Talk was op dergelijke momenten de enige remedie. In het nummer zoekt zanger Mark Hollis contact met de geest van zijn jong overleden broer. De eerste twee regels laten over de aard van de tragedie geen misverstand bestaan:
Hear it in my spirit
I’ve seen heroin for myself
Hollis vraagt zichzelf af hoe het zo ver heeft kunnen komen. Of hij iets had kunnen doen om het drama te voorkomen. Wat zijn broer bezielde.
Is it worth so much when you taste it?
A time to sell yourself
A time for passing
Luisterend naar het nummer hoor ik ongeloof en woede, schuld en compassie. Het instrumentale middendeel klinkt als een vertwijfeld zoeken naar zin en betekenis van verlies en de leegte die achterblijft. In het refrein vindt een klein wonder plaats. De stem van Hollis, opgetild door de alchemie van koor, drum, bas en orgel, opent een onzichtbare deur. De geest van de overleden broer treedt binnen en wordt weggedragen in de armen van de muziek.
Spirit, how long?
De laatste klanken sterven weg. Ik zet de iPod op mijn schrijfkamer uit. Gesterkt pak ik pen en schrijfblok en face my fears en demons.
“Ik draalde in de deuropening. Je rechterhand bungelde onder de lakens vandaan. Een gewurgd diertje, door kwajongens opgeknoopt aan de tak van je arm.”
(uit: ‘Kus’)