Na hun mislukte zomervakantie op Syros begon Hofman met hardlopen.
Eerst rende hij tot aan hun bankje bij de brug over het stadskanaal waar de wilde eenden sliepen langs de kade, de nek gedraaid, de kop tussen de veren gestoken. De weg terug naar huis liep hij, zijn kuitspieren stijf van de inspanning, zijn shirt voor en achter donker van het zweet.
Eind augustus verlengde hij zijn looproute naar station Warburgplein aan de overkant van het water, de halte waar hij uitstapte wanneer hij de metro nam naar haar toe.
Begin oktober slaagde Hofman er voor het eerst in de twaalf kilometer van zijn flatwoning, via hun favoriete karaokebar naar het kantoorpark langs de ringweg, af te leggen zonder wandelonderbrekingen. Op de parkeerplaats van de Leibniztoren, waar zijn werkgever Van Raasdonk Investment Management kantoor hield, moest hij overgeven van pure uitputting.
*
Voordat Hofman die maandagochtend de deur uitging, zette hij CBNC aan voor de laatste beursberichten. Hij wilde weten hoe Azië ging. Wat de opening was geweest in Singapore.
Op het werkeiland midden in de keuken klapte hij zijn Macpro open. Op het verbeterde retinascherm glimde de weerspiegeling van zijn synthetische trainingspak als nooit tevoren. In zijn rug werd hij gedekt door roestvrijstalen voorwerpen. De koelkast. De vaatwasser. Het kooktoestel dat er uitzag alsof het thuishoorde in de open keuken van een restaurant.
Hofman scrolde langs de real time koersen AEX. De Nasdaq en de valuta. De Dow Jones en de beleggingsfondsen.
Fuck. De wires beloofden weinig goeds. Slechte prognosecijfers voor de Chinese exportsector. Chronische laagconjunctuur van de Amerikaanse derivatenmarkt. Europa zou de klappen snel genoeg gaan voelen.
Met een muisklik zette Hofman de laptop op slaapstand. Hij greep een appel van de emaillen fruitschaal op het granieten aanrecht. Diep zonk hij zijn tanden in het vruchtvlees. De klokhuis pitten spuugde hij uit in de dubbele spoelbak, tot aan de rand gevuld met ongewassen vaat.
Voor de ovalen spiegel in de rechthoekige gang pepte hij zichzelf op. Hij zag er fris uit. Frisser dan ooit. Hij probeerde te stoppen met roken. Drinken deed hij nauwelijks meer. Iedere doordeweekse dag nu rende hij de Karaoke route of een van zijn andere hardloop parcours naar de Leibniztoren.
Koppie erbij vandaag. Zijn posities zoveel mogelijk hedgen, verzekeren. Aan de upside én de downside. Meer kon hij niet doen op een dag als vandaag, en dat was al lastig genoeg. Één verkeerde beslissing. Tien miljard was zo verdampt.
*
‘Goeiemorgen.’
De benedenbuurvrouw van nummer 712 – of was het 721? – stapte de lift in van het appartementencomplex. De deuren sloten zich achter haar. Begeleid door elektronisch gezoem daalde de lift af. De blik van de roodharige vrouw streek langs hem heen als een scanapparaat.
‘Sportief’, zei ze. ‘Ren je hier in de buurt?’
‘Soms.’ Hij zweeg even. Small talk was nooit zijn sterkste kant geweest. ‘Jij?’, vroeg hij toen.
De buurvrouw schudde haar hoofd. ‘Joggen is niks voor mij, Chris.’ Ze trok de gesp van haar duifgrijze trenchcoat een stukje strakker. ‘Bikram yoga’, zei ze, ‘dat is mijn ticket. Lekker zweten.’
De vrouw gooide een glimlach in zijn gezicht. Hofman spande zijn hersenspieren aan. Hoe heette ze ook al weer? Ze was neurologe of anesthesiste in het Academisch Ziekenhuis. Zoiets had hij onthouden uit hun vluchtige gesprekjes in en rondom de woonflat.
Op de begane grond liet hij haar voorgaan de lifthal in. Buiten, voor de matglazen portiek, schoof Hofman zijn mobiel uit de speciale houder om zijn bovenarm. Het was elf graden Celsius, half bewolkt met twintig procent kans op een bui. Zijn horloge, een lomp geval met een groot digitaal scherm waarop hij zijn hardlooptijden bijhield, gaf 06:24 aan. De meeste galerijwoningen waren nog in donker gehuld.
In het vale, Dennis Hooper -achtige schijnsel van de parkeerplaatsverlichting, landde de rokerige stem van de vrouw als vage mist in zijn oor. Het is goed dat ik je tegenkom, begon ze. Ze gaf een feestje dit weekend, een select groepje mensen, of hij ook zin had om te komen.
Hofman keek op van zijn selectie aan hardloop playlists. Ze was aantrekkelijk, zonder meer. Fijn gezicht. Mooi figuur. Lange, slanke vingers waar hij een zwak voor had. Maar ze was geen Irene.
‘Dank je wel voor je uitnodiging’, zei hij terwijl hij zijn oortjes indeed. ‘Ik zal kijken of ik kan.’ De vrouw wendde haar ogen af en verdween de parkeerplaats op. Hofman aarzelde even, koos voor ‘Syros’ en drukte op play.
Het meditatieve gerinkel van Chinese klankbollen. Serene synthesizer loops. Als onderwater luchtbellen in een diepblauwe zee sijpelde de techno trance van Pantha du Prince zijn gehoor binnen. In de geluidstunnel van de elektronische muziek ontspande zijn lichaam. Herinneringen aan Syros – het ruige kustlandschap, het kerkje van Aeghios Nikolaos op de top van de heuvel – speelden door zijn hoofd als lichtvlekken op een grotwand.
De wereld om hem heen leek achter glas te liggen. Voor hem lag de Schönbergallee in ochtendschemer. Aan de overkant van de straat stopte een streekbus bij de halte. De punker die instapte en naar zijn zitplaats achterin liep, scheen vertraagd voort te bewegen door de optrekkende bus.
Op het grasveldje aan de straatzijde van de parkeerplaats voltooide hij zijn warming up. Hakken billen. Rekken strekken. Push ups. En pak je rust.
Hofman boog voorover, handen net boven de knieën, temporiseerde zijn hartslag. Toen hij overeind had hij zijn besluit genomen. Het was alweer even geleden dat hij de Tazzina route naar zijn werk had genomen. Andere hardloop routes door andere straten en parken met gedeelde herinneringen, langs andere cafés en bioscopen en huizen van vrienden waar ze samen waren geweest, hadden zijn voorkeur gehad.
Nu, om redenen gedicteerd door de logica van zijn hart, koos hij voor de weg langs de espressobar in het Rufuspark waar ze elkaar vier jaar geleden op een koude oktober ochtend hadden ontmoet. Dat Tazzina niet bepaald de snelste route was naar zijn werk maakte hem niets uit. Deze keer was hij er zeker van dat hij Irene daar om half acht zou zien zitten aan hun tafel bij het raam.
*
Hij volgde het fietspad in de richting van de Anton Webernkade en stak de voetgangerstunnel door onder het stadskanaal. Het centrum ontwaakte. Vroeg autoverkeer zat vast op het kruispunt voor het Atlas paleis. De ochtendzon brak door, verdween achter een wolk, haalde verblindend uit naar de gouden weerhaan op het dak van de Sefardische synagoge.
Ter hoogte van het Bellamyplein liep hij langs de vismarkt in opbouw waar Irene en hij op zaterdagen zwaardvis en gekookte paling kochten voor zelfgemaakte sushi. Een kalende veertiger in een blauwe overall tilde piepschuimen bakken met inktvis en calamaris uit de laadbak van een stationwagon.
Op de voetgangersbrug aan de voorzijde van station West nam hij een korte drinkpauze. Het thermoshirt onder zijn blauwe fleecejack plakte tegen zijn bezwete rug. Hij ritste zijn lichtgewicht rugzak open en nam een slok uit zijn waterfles.
Beneden op het stationsplein bewogen grote groepen mensen kriskras door elkaar heen op het logische ritme van hun dagelijkse schema’s. Langs de verhoogde rand van het plein haalde een groepje tieners met omgekeerde baseball caps op en tatoeages op hun onderarmen, trucs uit op hun skateboards.
Bij dergelijke jongens had Hofman zich als middelbare scholier nooit op zijn gemak gevoeld. De magie van de vloeistofmechanica in de natuurkundeles ontging hen. De sensationele dynamiek van waterstofdeeltjes.
Zij hadden hun alpha ramps en hun battles, hun Vans en hun gettoblasters. Na school trok hij met zijn bèta vriend Patrick naar pleinen, perrons en winkelcentra om de beweging van mensenmassa’s te observeren. Richtingsvectoren te berekenen in publieke ruimten.
De schoonheid van parameters. Zijn cijfer fetisj. Irene begreep dat soort dingen tenminste.
Hij keek op zijn Pulsar horloge. 07:09:54. Op dit moment, dacht hij, zou ze waarschijnlijk de voordeur van haar studioappartement in de Bermudastraat achter haar dichttrekken. Ze zou de lege flessen van het weekend overdreven hard in de glasbak voor de deur gooien. Iedere keer als ze het spetterende geluid van uiteen brekend glas hoorde, kneep ze haar vingers samen en maakte een vreugdesprongetje. En voordat ze haar derdehands fiets uit het rek trok, propte ze haar schooljuf tas volgestouwd met nagekeken Cito-toetsen en Rekentijgerschriften in de fietskrat aan het stuur.
De gedachte aan haar parallelle leven, dat het zijne aanstonds zou kruisen, gaf Hofman vleugels. De trottoir tegels langs de Atropabaan schoot weg onder de zolen van zijn Asics renschoenen. De oude platanen die de bijna drie kilometer lange avenue flankeerden, flitsten voorbij.
Geleidelijk aan werd de cadans in zijn loopritme soepeler, zijn ademhaling gelijkmatiger. Op zijn koptelefoon klonk de elektronische ballade van Boards of Canada als de geluidsdroom van een nostalgische android, doorgeseind vanuit de ruimte. In de droom zag hij groene lavalampen met dalende en stijgende oliebellen. Chroomkleurige Commodores 64 met 1541 diskdrives. Verkleurde polaroids van de baai van Galissas, het uitzicht vanuit de slaapkamer van hun vakantiewoning op Syros.
Met iedere stap nam de ruimte in Hofmans hoofd exponentieel toe. Het lichte gescratch. De mid tempo hip hop beats. De digitaal vervormde vrouwenstem, opgenomen in een cocon van ruis. Ze slokten zijn angst voor de val van de markt op als een licht molecuul in een zwart gat.
Vergeet het doemdenken, was de boodschap die de elektronische ballade in zijn oren fluisterde. Alles is mogelijk.
*
Het einde van de Atropabaan kwam uit op de noordelijke ingang van het Rufuspark. Achter de donkere silhouetten van de bomen hing een schelp roze gloed van opkomend zonlicht. Hofman volgde het hoofdpad langs het pony veld en het lege pierenbad, de azuurblauwe tegels op de bodem bedekt met oranjebruine herfstbladeren. Hij passeerde andere hardlopers die hun rondjes afwerkten door het stadspark. Op het grote grasveld voor de karpervijver spurtte een pitbull achter een tennisbal aan. Onder een kale kastanjeboom, gezeten in kleermakerszit, oefende een blonde vrouw met vuistdikke dreads zich in het simultaan hooghouden van circuskegels.
Een rij fietsers, die op het hoofdpad voor hem langs kruiste, dwong Hofman zijn pas in te houden. Een paar meter van hem vandaan, verborgen tussen een monumentaal parkhuis en een biologisch restaurant, lag een stadstuin met groenten en kruidenbedden. Een vleug tijm en lavendel. En Hofman reed weer op de smalle landweg in de heuvels vlak buiten Galissas.
Hij zat in de passagiersstoel naast haar. Het was avond. Ze reed hem naar huis, een krijt witte airbnb woning met turkooizen luiken hoog op een heuvel. Er stond een cassettebandje op, een band die hij niet kende, Death cab for cutie.
Met de laatste veerboot uit Athene was hij zojuist aangekomen in de haven van Syros-stad. Irene had hem en zijn bagage bij de kade opgepikt in een gehuurde Kever. Achterin de kofferbak lagen duikbrillen en twee paar zwemvliezen. Ze was al twee dagen op het Cycladen eiland. Hij had geen eerder vrij kunnen krijgen van zijn werk en de zaterdagmiddag vlucht genomen. De zon, zag hij aan haar benen, was vriendelijk geweest voor haar huid. Ze had al met de dolfijnen gezwommen, zei ze toen ze wegreden de haven uit, gesnorkeld in een koraalrif.
Buiten was het aardedonker. Hij draaide het autoraam open, hing zijn hoofd uit het raam en nam een diepe snuif van de mediterrane lucht. De droge warmte. De geur van zout, zand en kalk. Van benzine, platgereden olijven en wilde kruiden die groeiden langs de kant van weg.
Toen keek hij omhoog naar de nachtelijke hemel. Hij spande zijn ogen in om de satellieten te zien en de vallende sterren. Of ze ooit met elkaar zouden botsen, vroeg hij. Vanachter het stuur glimlachte ze naar hem. De meest zorgeloze lach die hij kende.
Hij leunde achterover in zijn stoel en legde zijn voeten op het dashboard. Met haar naast hem in de auto was de wereld erbuiten niet belangrijk meer.
Wow!
Thanx man, much appreciated!
Did you hear the Death cab for cutie song at the end? If not, do listen to it, you’ll love it!
I most certainly did; melancholy tunes with an uplifting atmosphere; somehow reminiscent of guy garvey. Would love to hear these guys live…
Yeah Elbow certainly comes to mind..death cab are playing gigs in Canada over the summer so who knows they”ll make the giant leap into Europe…keep you posted.