Ze was zo’n lieve vrouw. Behulpzaam. Je kon ontzettend met haar lachen. Genieten van het leven. Dat probeerde ze. Zoveel mogelijk.
Het liefst ging ze met haar vriendinnen op vliegvakantie. Samen stukjes van de wereld zien, zei ze altijd, daar word ik gelukkig van. Overal was ze geweest. Tenerife. Korfu. Isla Margarita. Maar niet met mij, haar hartsvriendin. Ik durfde nooit met haar mee te gaan. Sinds 9/11 heb ik verschrikkelijke vliegangst. ‘ Maak je geen zorgen mati’ zei Surti altijd tegen me als ze op het vliegtuig stapte en ik haar smeekte om niet te gaan , ‘er gebeurt niks.’
Van de radar geraakt op tien kilometer hoogte.
Rusteloos zwierf ik door de kamers van mijn huis. Plotseling leken de onzichtbare draden, die alles bijeen hielden, te zijn doorgesneden. In de bijkeuken, zonder dat ik er erg in had, vouwde ik de was binnenste buiten op. Niets had gewicht meer. Alles zweefde. Los gezongen van de Hongaarse servieskast in de eetkamerhoek. Van mijn man en kinderen. Zo voelde ik me. De telefoonstem van mijn moeder die zei ‘ Ga nou niet de hele dag thuis lopen malen hè’ drong niet of nauwelijks tot me door.
Ik geloofde het gewoon niet. Dat een Boeing 777 het dag in dag uit, week in week uit, van satellieten kon winnen met verstoppertje spelen.
Deze keer was het anders geweest. Surti ging alleen op reis. Haar ex-man Farid had haar geholpen met inpakken. ‘Zorg goed voor mijn huis’, had ze hem gevraagd. Naar Indonesië ging ze, om haar familie op te zoeken. En om de liefde van haar leven te treffen. Ze had hem leren kennen via internet. Een politieagent of een marinier. Mannen in uniform, daar hield ze van. Hij was misschien wel de ware, vertelde ze me met een glunderend gezicht de zondag voor haar vertrek. In Kuala Lumpur zou ze hem ontmoeten.
Een week later hing ze in tranen aan de telefoon. Die man was nooit komen opdagen. Alleen een zogenaamde broer. Die gaf haar een adres. Toen ze aan een taxichauffeur vroeg of hij haar naar het opgegeven adres wilde brengen, weigerde hij. Te gevaarlijke buurt.
Farid is een paar dagen de stad uit. Ik pas nu op Surti’s huis in Osdorp, twee straten van mij vandaan. De wajang poppen in de vensterbank. De lijst met opgezette vlinders in de hal. Net als ik wachten ze op de terugkeer van Surti. We kunnen het gewoon niet accepteren, de dingen en ik. Het is vast allemaal een slechte grap. Een lelijke vergissing.
Alles is nog mogelijk. De Italiaan en de Oostenrijker die op de passagierslijst stonden, bleken achteraf ook niet in het vliegtuig te zitten. En als ze toch in dat vliegtuig zat, heeft het vast ergens een noodlanding gemaakt. Is ze nu samen met de andere passagiers aan het survivallen ergens op een onbewoond eiland in de Indische Oceaan. Want die piloot vloog al meer dan dertig jaar voor Malaysia Airlines. 18.365 Vlieguren heeft hij op zijn naam staan, las ik in de krant. Zo dol was die man op vliegen dat hij thuis een simulator had nagebouwd van een Boeing 777. Zo’n ervaren iemand zet zo’n kist gewoon aan de grond. Weer of geen weer. Met of zonder storing aan de motor.
We hingen op. Ik had zo met Surti te doen. Eenzaam. Geen familie in Nederland. Geen geluk in de liefde. Dat was een kant van haar die niet veel mensen kenden. Vrolijk. Altijd een lach voor je klaar. Dat was wat ze aan de buitenwereld liet zien. Maar Surti staat dichter bij me dan mijn eigen zus. Ik ken haar geheimen, haar donkere momenten. Soms voelde ze zich zo alleen, zo lelijk en afgewezen, dat ze fantaseerde over haar eigen einde. Op een doordeweekse dag zou ze thuiskomen van haar werk in de beauty salon. Ze zou haar potje koken en op de bank naar een woordquiz kijken, bord op schoot. Misschien zou ze naderhand een kaartje leggen op de computer of de Da Vinci Code uitlezen in de comfortabele stoel bij het raam met haar favoriete pianoconcert van Mozart op de achtergrond. Misschien zou ze een laatste telefoontje plegen met mij of met een andere vriendin. En dan, tegen een uur of tien, zou ze zomaar, zonder er echt over na te denken, het besluit nemen alle antidepressiva die ze in huis heeft weg te spoelen met een glas water uit de keukenkraan. Ze zou de pillen innemen, rustig, uit het vuistje, en op bed gaan liggen. En als de volgende ochtend de wekker om zes uur zou afgaan, zou er niemand meer zijn om het ding uit te zetten.
De satellietbeelden. Geen hoop meer.
Buiten op het achterbalkon van Surti’s huis rook ik een kruidnagelsigaretje. Nummer 130 op de passagierslijst was ze. Ik vraag me af wie er in de stoel naast haar zat in het vliegtuig. Tegen wie ze haar laatste woorden sprak. Of iemand haar hand vasthield. Was het een van de schilders uit Peking en Sichuan die net een expositie hadden gehad in Kuala Lumpur? Die jonge Indonesiër die net een driejarig contract had getekend bij een Chinese oliemaatschappij? Of die vrouw uit Parijs, die samen met haar dochter, haar zoon en zijn vriendinnetje terugvloog van een korte vakantie in Maleisië, op weg naar de Chinese hoofdstad waar de vader van de kinderen, een Franse zakenman die in een ander vliegtuig op weg was naar Peking, hen zou opwachten in de transit hal?
Hard blaas ik de rook voor me uit. Trut, denk ik. Waarom moest je zo nodig via Peking terugvliegen? Omdat het goedkoper was dan een rechtstreekse vlucht van Kuala Lumpur? Waarom kon je godverdomme niet voor één keer in je leven je vlucht missen?
In de hoek van de benedentuin staan plastic zomerstoelen opgestapeld. Een voorjaarswind doet de takken van de populier licht voorover buigen. Afgerukte boombladeren worden van het zitvlak van de bovenste stoel getild en heen en weer geblazen tussen de armleuningen. Sommigen blijven hangen aan het witte plastic.
Ik zie de dralende beweging van de wind en denk heel even dat zij het is. Het verleden moet toch ergens zijn. Het kan niet zomaar in het niets verdwijnen. Surti, maar ook andere mensen die ik ooit heb gekend: in het hart van bepaalde wijken, in kamers en straten, in parken en tuinen waar we samen gedeelde herinneringen hebben achtergelaten; daar zou ik ze altijd kunnen blijven terugvinden. Zo heb ik me dat altijd voorgesteld: dat er plekken zijn waar de doden en de levenden, die je uit het oog verloren bent, een parallel leven leiden, ergens buiten de tijd.
Ik kijk nog een keer de tuin in. Ze is er niet.
PS.
Surti Dahlia, een 50-jarige vrouw uit Osdorp, was de enige Nederlandse passagier aan boord van vlucht MH 370.