Alsof ze de gordijnen van een stoffige kamer opensloeg – de meubels en spiegels afgedekt met witte lakens -, opende Saskia de garderobekast en schoof de kleerhangers uiteen.
Wat zou ze aantrekken vanavond?
De dresscode voor het tuinfeest was exotisch. Één voor één trok ze de kledingstukken uit de kast die ze bij het thema vond passen. Een viscose topje met Hawaï print. De zilverkleurige charlestonjurk die ze ooit opdook in een tweedehands kledingzaak in East Village. Of koos ze toch voor de yokata, de zomerkimono die ze van Eric had gekregen tijdens hun huwelijksreis door Japan.
Zonder de kimono van de hanger af te halen hield ze hem voor haar lichaam. Puur zijde. Tahiti violet van kleur. Aan de voorzijde van de doorlopende stofprint verliet een geisha met geloken blik een pagode gebouwd tegen de flanken van een besneeuwde bergtop. Op de rug stak de geisha, hoog boven een ravijn waar een kolkende rivier doorheen stroomde, een hangbrug over.
Voor de spiegel draaide Saskia van links naar rechts op de bal van haar voet om te zien of de yokata haar nog stond. Hij was ook uitgenodigd, wist ze. Een gemeenschappelijke vriendin organiseerde het feest. Jullie zijn twee volwassen mensen, had ze gezegd, ik ga niet kiezen tussen jullie. Ze beet op haar onderlip. Slikte haar zenuwen weg. Mooi, commandeerde ze haar evenbeeld, zul je zijn.
Heiwa-koēn. Ineens herinnerde ze zich de naam. In een boetiek vlakbij het Heiwa-koēn, het Herdenkingspark van de Vrede, had hij de kimono voor haar gekocht. Het crêpe cadeaupapier was gevouwen in de vorm van een kraanvogel. Toen ze het uitpakte vond ze een handgeschreven kaartje, weggestoken onder de obi, de brede crème witte gesp. “Hiroshima mon amour” had haar ex-man erop geschreven in dat overdreven keurige handschrift van hem. Bijna even griezelig perfect als de rioolputten op het wegdek van de Yorozuyo brug, straatkunstwerken van gietijzer waarop haiku verzen en brandweermannetjes in gele pakken stonden afgebeeld.
*
Ze lopen over de Yorozuyo brug, even ten zuiden van het Herdenkingspark. Schuin voor hen, aan de overkant van het water, strekken de wolkenkrabbers in het Hondori winkeldistrict hun glazen vingers uit naar de hemelboog. Straaljagers en passagiersvliegtuigen kalligraferen de strak blauwe lucht met witte condensstrepen. Stroomopwaarts, waar de Motoyasu-gawa en de Ota-gawa rivier samenvloeien, glooien de met ginkgobomen begroeide bergheuvels die Hiroshima stad omringen.
Bij de reling, aan de rechterkant van de brug, staat een groep middelbare scholieren in een halve cirkel rondom hun leraar geschaard. De jongens zijn gekleed in donkerblauwe blazers en grijze pantalons. De meisjes dragen witte blouses, korte, donkerblauwe rokken en witte kniekousen die hun bleke bovenbenen ontbloot laten.
‘Soemiemasen’, vraagt Eric in zijn beste Japans aan een van de leerlingen. ‘Korehanan desuka?’
‘Is victim bomb’, antwoordt het meisje in robot-achtig Engels. Beleefd doet ze een stap opzij en wijst naar een langgerekte witte vlek op het brugdek. De vlek vertoont de contouren van een menselijk figuur. Een been, bevroren in de beweging van een stap, hangt omhoog opgetild in de lucht. In het steen gebrand door de kracht van de atoomexplosie lijkt de weggevaagde wandelaar te zijn samengevallen met zijn eigen schaduw.
Ze lopen door, de brug af.
Nadien hadden ze nog vaak gesproken over de wandelaar. Was hij een medewerker van de Industriële Promotie Hal even verderop langs de rivier, het enige gebouw binnen het episch centrum dat was blijven staan? Een jonge vrouw die haar huis verliet in Oto-machi aan de overkant van de rivier, op weg naar de vismarkt? Dat het een kind zou zijn, was onwaarschijnlijk. Het was kwart over acht in de ochtend toen de Paddenstoel boven Hiroshima verscheen. De meeste kinderen waren toen al op school. De scholen begonnen vroeger in die tijd, ook in Japan.
Ze hadden er nog vaak over gesproken. Maar niet op het moment dat ze de brug aflopen, terug naar hun kamer in de ryokan met de gevlochten tatami matten op de vloer, de lage tafel van vuurhout in het midden, de houten schuifdeuren bekleed met vliesdun rijstpapier en de gele brokaatkarpers in de watertuin op de binnenplaats. Zwijgzaam lopen ze dicht tegen elkaar aan. Intuïtief verstevigt de grip van hun in elkaar gestoken handen. Hun gedachten zijn bij de wandelaar op de Yorozuyo brug. Een leven in een nanoseconde afgebrand tot op de laatste cel. Het as van zijn lichaam in het steen getatoeëerd met de inktpen van de nucleaire straling.
*
Ze had het niet laat gemaakt.
Voor de kapspiegel in de slaapkamer deed Saskia haar oorbellen uit. Met katoenen bolletjes verwijderde ze haar make-up. Toen ze haar kimono uittrok ontdekte ze een losse draad bij de mouw. Ze pakte het nagelschaartje uit de badkamer en ging op de rand van het tweepersoonsbed zitten. Met de rugzijde naar boven drapeerde ze de yokata over haar linker onderarm, knipte de draad door en legde het schaartje weg op de nachtkast.
Met haar rechter wijsvinger volgde ze de loop van de hangbrug tot vlak achter de geisha. Boven de bergtop, op schouderhoogte, scheen een gouden zon neer op het naaldbos achter de pagode. Op de houtbruine planken was de schaduw, die de geisha achter zich op de brug wierp, handmatig in het stof geborduurd met goudkleurig garen.
Ze drukte haar duimnagel in de gladde zijden stof. Waarom, siste ze tegen de gouden schaduw. Waarom ben je weg gegaan?
Even maar had ze Eric gesproken, bij de hapjestafel. Hij deed altijd zo luchtig over de scheiding, dat kon ze niet uitstaan. Alsof ze niet gefaald hadden samen. Nooit zouden ze de schaduw op de brug vergeten. Die belofte hadden ze elkaar gedaan, terug op hun kamer in de ryokan. Hoe fragiel hun leven was. Hoe kostbaar hun geluk. Daaraan zou de schaduw hun blijvend herinneren. Het zou hun gesprekken voor de rest van hun leven blijven voeden. Hun seksleven verdiepen. Hoofd- van bijzaken filteren. Hen leren iedere dag te leven alsof het hun laatste was. Hen aansporen hun dromen en ambities uit te wonen tot op het bot.
Hun schaduwverbond. Ze hadden het verraden.
Middenin de nacht schrok ze wakker. De glow-in-the-dark wijzers op haar horloge beweerden dat het half twee was. Vreemd. Het voelde veel later.
Ze zullen nu wel wakker worden in Hiroshima, ging het door haar heen. Gehurkt op tatami-matten drinken ze gifgroene thee in gouden kimono’s.
PS.
Dit weekend herdacht minister Timmermans van Buitenlandse Zaken de slachtoffers van de atoombom in Hiroshima. Hij was in Japan voor een conferentie over nucleaire ontwapening.