Je kunt een hoop zeggen over een slaaf maar een ding heeft ie wel: werk

Afbeelding

Featured Image -- 132

(foto: Viviane Sassen)

 

Deze week zag ik 12 years a slave in een Utrechtse bioscoop. De film van regisseur Steve McQueen, die dit jaar de Oscar won voor beste film, is gebaseerd op de gelijknamige autobiografie van Solomon Northup uit 1853. Ik bekeek de film samen met mijn zus en mijn vader, een zwarte CuraÇaoënaar die begin jaren ’60 naar Nederland kwam op werkstage, verliefd werd op mijn Hollandse moeder en besloot te blijven tussen de makambas.

De film laat er geen twijfel over bestaan wat het voor Solomon Northup betekende om slaaf te zijn: een zwart beest. Geen mens. Een ding. Blank bezit. Naar gelieve af te ranselen, te verkrachten, op te hangen, te verminken en te vernederen.

Achterin de zaal zat mijn zus tussen mij en mijn vader in. Terwijl de film bezig was, boog ik af en toe zo onopvallend mogelijk naar voren in mijn stoel en observeerde het kijkgedrag van mijn vader. Het was mijn idee geweest om hem naar 12 years mee te nemen voor zijn verjaardag. Het leek mij en mijn zus passend met hem een film te zien over een stuk geschiedenis waar onze huid de zichtbare stempel van droeg. Ook onze voorouders, gelijk die van Solomon Northup, waren als slaven uit West Afrika weggevoerd. De zijne waren te werk gesteld op katoenvelden en suikerrietplantage in Amerika. De onze, mogelijk via Suriname, op de zoutpannen en aloëvelden van de Benedenwindse Eilanden.

Onderuitgezakt in zijn rode bioscoopstoel, zijn handen plat tegen elkaar aangedrukt vlak voor zijn mond, was mijn vader getuige van de kern scène, een prachtig, minutenlang shot waarin Northup met een touw om zijn nek aan een dikke lange tak hangt, zijn tenen nog net de grond raken, het plantagelandschap om hem heen weelderig in bloei staat, slavenkinderen even verderop in het malse gras spelen en slavenvrouwen met volle wasmanden aan Northup voorbijlopen omdat ze hem niet kunnen/mogen/durven helpen, behalve een jonge slavin die hem steels een slok water brengt terwijl hij, de gelynchte slaaf, tot zonsondergang als bitter fruit aan de boom bungelt.

We liepen de bioscoop uit. Mijn vader zei niet veel over de film, buiten het feit dat hij ‘m goed vond.  Ergens was ik teleurgesteld in zijn reactie. Had ik gehoopt dat de film en het onderwerp meer bij hem zou losmaken. Emotie, discussie, iets.

We sloegen rechts af, langs de gracht en staken de Janskerkhof over in de richting van het Indiaase restaurant dat mijn zus en ik op het oog hadden voor een verrassingsetentje. Ik liep voorop, verzonken in mijn eigen gedachten. Achter me maakte mijn zus mijn vader attent op Django unchained van Tarentino, een film die meer indruk op haar had gemaakt dan 12 years omdat er meer zwarte humor inzat.

Waarom, vroeg ik me af, was de reactie van mijn vader zo belangrijk voor mij? Waarom wilde ik hem zo nodig meenemen naar een film als 12 years, los van de geschiedenisles?  Hoe langer ik er over nadacht, hoe meer ik moest toegeven dat de film een stomp was, verpakt als verjaardagscadeau. Een indirecte manier om mijn vader het verwijt te maken dat mijn relatie met hem kleurde als een rode draad . Een verkapte poging hem te confronteren met de slaaf in hemzelf.

Die slaaf had ik als kind horen zeggen dat ik niet in bomen moest klimmen omdat we al genoeg opvielen in het dorp.

Die slaaf maakte zich in blank gezelschap intuïtief klein omdat het hem met de paplepel was ingegoten dat blanken beter waren dan zwarten door zijn CuraÇaose moeder, die nog gestreken en schoongemaakt had in de chique huizen van de witte ingenieurs achter de omheinde muren van het oliedorp bij de raffinaderij met de eigen winkels en tennisbanen en geasfalteerde wegen, ontoegankelijk voor de lokale bevolking en de zwarte contractarbeiders, die in lemen kunukuhuisjes leefden, ver weg van de blanke artsen en de blanke advocaten en de blanke nonnen en de blanke gouverneur, en cactussoep aten en hun laatste centen vergokten aan illegale hanengevechten.

Die slaaf, ver weg van zijn familie, cultuur en omgeving, was minder bezig met leven dan met overleven. Hij werd geweigerd in discotheken. Trouwde een blanke vrouw die zijn taal niet sprak en zich niet verdiepte in zijn eigen cultuur. Werd vader van een zoon die hem als schuldige aanwees voor het feit dat hij anders was dan alle andere kinderen in het dorp.

En iemand die zich een vreemde voelt in zijn eigen huis, voelt zich op een of andere manier verraden. Hij bungelt aan een touw dat steeds strakker om zijn nek wordt getrokken. Zijn huwelijk glipt tussen zijn immigranten handen door. Zijn vrouw loopt stilzwijgend aan hem voorbij met een mand vol was. En zijn zoon speelt iets verderop bij de boom en krast de stam vol met verwijtende woorden die hij niet begrijpt.

Die slaaf vond jaren later zijn weg in een dialoog tussen de jarige zoon Daniel en zijn werkloze vader Richi in mijn theaterstuk Daniel en de duivel:

DANIEL pakt het cadeau uit, een ingelijste zwart-wit foto.

DANIEL Wie is dit?

RICHI Familie. Cephas Duarte Schoop. Hij was slaaf.

DANIEL Hoe kom je hieraan?

RICHI CuraÇao. Historisch archief.

DANIEL Hoe weet je dat hij familie is?

RICHI Dat heeft een oom van je uitgezocht.

DANIEL staart naar de foto.

DANIEL Wat moet ik hiermee?

RICHI Wat moet ik hiermee? Het is wie je bent. Hij zit in jou en jij in hem.

DANIEL Eens een slaaf altijd een slaaf. Is dat wat je wilt zeggen?

RICHI We are here cause they were there. Vergeet dat nooit.

DANIEL Wat verwacht je nou van me?  Dat ik hier blij mee ben? Trots? Op een familieslaaf?

RICHI Je eigen bloed, pendieu.

DANIEL En dat van jou. Doe je voordeel ermee pa. Je kunt een hoop zeggen over een slaaf maar een ding heeft ie wel: werk.

*

Aan tafel in restaurant Indiaport bestellen we in kokosmelk gekookte rijst met amandelen en garnalen. Mijn vader zit weer eens op de praatstoel. Hij vertelt dat hij liever niet in Spanje of Frankrijk op vakantie gaat omdat hij daar geweigerd wordt in hotels en de blanken die later binnenkomen in de lokale restaurants hun eten eerder krijgen uitgeserveerd dan hij.

Een goede prater is nog geen goede luisteraar. Ik hengel naar zijn aandacht en vang een vis zonder graat. Als mijn zus iets verteld over de school waar ze lesgeeft, gaat hij niet in op wat ze zegt, maar praat aan een stuk door. Dat doet hij gedeeltelijk uit een diepgeworteld soort onzekerheid. Hij doet het ook omdat hij geniet van ons samenzijn. Inwendig glundert hij. Dat zie ik aan de manier waarop hij naar ons kijkt. Hoor ik aan de half mislukte grapjes die hij maakt. Liefdevol in hun onhandigheid.

De slaaf in mij is het kind dat zich ophangt aan een gehoopte vader.

 

3 suggeties bij “Je kunt een hoop zeggen over een slaaf maar een ding heeft ie wel: werk

  1. Yvon Poell-Mentzen

    Ik heb 12 years a slave (nog) niet gezien, maar wel de TV-serie “hoe duur was de suiker”. Die geeft een indruk over plantageleven en slaven, evenals een aantal eerder geschreven boeken, maar begrijpen kun je het nooit. Niet dat ik die plantageeigenaren dan wel begreep of de volkomen onverschilligheid van de verwende dochters voor de gevoelens van hun “persoonlijke” slavin.
    Ik heb Julien (als vriendin van zijn vrouw) jaren geleden een paar keer ontmoet en ook Juul -de schrijver van dit korte verhaal- en een hele korte blik gekregen over hoe het moet zijn te leven in twee werelden … maar begrijpen, ik zou het willen. Juul ik hoop dat je nog veel mag schrijven want de toon van je verhaal is absoluut treffend.

  2. Ellen Ernst-Zeij

    Ook ik ken zowel Julien als Juul goed – dacht ik. Maar wat er in mensen omgaat die door hun huidskleur blijven opvallen en daar niet altijd blij mee zijn, kom ik door Juul’s verhaal bij stukjes en beetjes te weten.
    Juul, blijf schrijven!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s